Een stukje spoorweghistorie.
In de eerste decennia van de 20e eeuw waren kolen nog dé brandstof waar in de hele wereld gebruik van werd gemaakt om machines hun werk te kunnen laten doen, eten klaar te kunnen maken, treinen, trams en schepen in beweging te kunnen krijgen enzovoorts. Een deel van de in Nederland benodigde voorraad kolen werd in Nederland (Limburg) zelf gedolven waarna ze tot in alle uithoeken van ons hele land werden gebracht middels lange kolentreinen.
Ook de gemeentelijke gasfabriek van Utrecht hadden kolen nodig die door treinen werden aangevoerd. De gasfabriek had hiervoor vier eigen wagens die in de NS-serie 260101 tot en met 260104 waren ondergebracht. Meestal reden drie tot vier wagens in één trein mee.
De wagens waren van Duitse komaf. Dit was geen toeval: bij de gasfabriek was een installatie van Duitse origine in gebruik die het lossen van de wagens vergemakkelijkte en deze installatie was op de Duitse wagens afgestemd. De installatie pakte de hele wagen op en kon deze omdraaien waarna de wagen weer leeg op de rails werd teruggezet.
In het artikel in Rail Magazine 320 is een foto van de Amsterdamse equivalent van deze installatie te zien.
De gasfabriek Utrecht sloot de poorten in 1958. Zeker drie van de vier wagens waren toen op het terrein aanwezig.
In de eerste decennia van de 20e eeuw waren kolen nog dé brandstof waar in de hele wereld gebruik van werd gemaakt om machines hun werk te kunnen laten doen, eten klaar te kunnen maken, treinen, trams en schepen in beweging te kunnen krijgen enzovoorts. Een deel van de in Nederland benodigde voorraad kolen werd in Nederland (Limburg) zelf gedolven waarna ze tot in alle uithoeken van ons hele land werden gebracht middels lange kolentreinen.
Ook de gemeentelijke gasfabriek van Utrecht hadden kolen nodig die door treinen werden aangevoerd. De gasfabriek had hiervoor vier eigen wagens die in de NS-serie 260101 tot en met 260104 waren ondergebracht. Meestal reden drie tot vier wagens in één trein mee.
De wagens waren van Duitse komaf. Dit was geen toeval: bij de gasfabriek was een installatie van Duitse origine in gebruik die het lossen van de wagens vergemakkelijkte en deze installatie was op de Duitse wagens afgestemd. De installatie pakte de hele wagen op en kon deze omdraaien waarna de wagen weer leeg op de rails werd teruggezet.
In het artikel in Rail Magazine 320 is een foto van de Amsterdamse equivalent van deze installatie te zien.
De gasfabriek Utrecht sloot de poorten in 1958. Zeker drie van de vier wagens waren toen op het terrein aanwezig.