Inbouwen van het zwaailicht
Tijdens het inbouwen van de decoder stuitte ik via Google per toeval op een pagina van Huib Maaskant's site 'Avontuur in miniatuur' waar ook het digitaliseren van een Roco Sik wordt besproken. Nou kende ik Huib's site al veel langer, maar ik had deze pagina nog niet eerder gezien. Het behandelde ook het echt werkend maken van het zwaailicht en aangezien ik tóch bezig was met aanpassingen, leek het mij aardig Huib's voorbeeld te volgen en dit ook bij mijn Sik te realiseren.
Blauw rijstkorrellampje.
Als lampje heb ik een rijstkorrellampje gebruikt. Deze zijn bijvoorbeeld bij PB Messing Modelbouw te verkrijgen. Het lijkt er overigens wel op dat ze lastiger te verkrijgen zijn tegenwoordig. Zo heeft Conrad ze inmiddels niet meer in het assortiment zitten. Ik vermoed dat ze verdrongen worden door mini-LED's. Het exemplaar dat ik nog had liggen, vergt een spanning van maximaal 3 Volt en verbruikt 18 milli-Ampère (mA) aan stroom.
Om het lampje zichtbaar te maken, zijn er twee opties:
Als lampje heb ik een rijstkorrellampje gebruikt. Deze zijn bijvoorbeeld bij PB Messing Modelbouw te verkrijgen. Het lijkt er overigens wel op dat ze lastiger te verkrijgen zijn tegenwoordig. Zo heeft Conrad ze inmiddels niet meer in het assortiment zitten. Ik vermoed dat ze verdrongen worden door mini-LED's. Het exemplaar dat ik nog had liggen, vergt een spanning van maximaal 3 Volt en verbruikt 18 milli-Ampère (mA) aan stroom.
Om het lampje zichtbaar te maken, zijn er twee opties:
- Verwijder het blauwe kapje van het dak en steek het lampje er doorheen.
De makkelijke van de twee opties. De verlichting is dan uitstekend, maar het nabootsen van de kap is dan wel minder fraai. - Hol het blauwe kapje uit zodat het lampje hier in kan worden gestoken.
In het kader van 'niet geschoten is altijd mis' heb ik voor deze variant gekozen, omdat ik het de fraaiste van twee oplossingen vond. En mocht het uitboren uitlopen op een fiasco dan had ik altijd nog de eerstgenoemde optie achter de hand...
Eerst werd het uitsteekseltje onder aan de kap weggeknipt en vlak geschuurd waarna met een scherpe punt (priemetje), precies in het midden, een putje werd geprikt dat als houvast van de 'grote' boor moest gaan dienen. Met een boortje vastgeklemd in een handboorhouder werd het putje rustig verder en verder uitgeboord. Uiteraard had dit boortje dezelfde diameter als het rijstkorrellampje. Uiteindelijk kon ik tot ongeveer de helft van het kapje uitboren.
Gevolg was wel dat de binnenzijde van het kapje wit was geworden. Dit is weer blauw gemaakt met een blauwe 'permanent marker' van Edding. Deze stift is ook gebruikt om het glas van het rijstkorrellampje zelf blauw te maken.
Het kapje is uiteindelijk met een heel klein beetje secondenlijm op zijn plaats gelijmd. Tijdens de korte droogtijd werd het lampje in het kapje geplaatst om ervoor te zorgen dat het lampje ook ná het vastzetten van het kapje nog zou passen. Let er wel op dat het lampje niet gelijk ook vast wordt gelijmd (tenzij dat helemaal niet erg is natuurlijk!).
Weerstanden...
Voor het laten branden van het zwaailicht heb ik de gele draad gereserveerd, de draad(kleur) die volgens de afgesproken standaards op het gebied van decoders de verlichting aan de achterzijde van de loc aanstuurt (en die dooft als de loc vooruit rijdt). Aangezien het zwaailicht onafhankelijk van de rijrichting moest gaan branden, vergde dit een aanpassing in één van de CV's; zie hiervoor de laatste pagina over deze ombouw.
Nou zet een decoder standaard zo'n 20 Volt spanning op de uitgang en aangezien het rijstkorrellampje slechts 3 Volt aan kan en vanaf de railstaven zo'n 20 Volt wordt geleverd, moest middels het plaatsen van een weerstand de overige 17 Volt worden afgevangen. Tezamen met een stroomsterkte van 18 mA leverde dit een weerstandswaarde op van 944 Ohm waarbij de weerstand zo'n 0,3 Watt aan vermogen aan moest kunnen. De weerstanden waar ik normaal gesproken mee werk zitten met 0,25 Watt wel aan hun tax en gaan bij maximale belasting al best warm worden. Om dit te voorkomen, heb ik drie weerstanden van 330 Ohm in serie geplaatst. Iedere weerstand hoeft dan maar zo'n 0,1 Watt te verwerken en dat is prima te doen.
En aldus bouwde ik de schakeling als volgt in:
Voor het laten branden van het zwaailicht heb ik de gele draad gereserveerd, de draad(kleur) die volgens de afgesproken standaards op het gebied van decoders de verlichting aan de achterzijde van de loc aanstuurt (en die dooft als de loc vooruit rijdt). Aangezien het zwaailicht onafhankelijk van de rijrichting moest gaan branden, vergde dit een aanpassing in één van de CV's; zie hiervoor de laatste pagina over deze ombouw.
Nou zet een decoder standaard zo'n 20 Volt spanning op de uitgang en aangezien het rijstkorrellampje slechts 3 Volt aan kan en vanaf de railstaven zo'n 20 Volt wordt geleverd, moest middels het plaatsen van een weerstand de overige 17 Volt worden afgevangen. Tezamen met een stroomsterkte van 18 mA leverde dit een weerstandswaarde op van 944 Ohm waarbij de weerstand zo'n 0,3 Watt aan vermogen aan moest kunnen. De weerstanden waar ik normaal gesproken mee werk zitten met 0,25 Watt wel aan hun tax en gaan bij maximale belasting al best warm worden. Om dit te voorkomen, heb ik drie weerstanden van 330 Ohm in serie geplaatst. Iedere weerstand hoeft dan maar zo'n 0,1 Watt te verwerken en dat is prima te doen.
En aldus bouwde ik de schakeling als volgt in:
Aangezien de decoder geen algemene plus kent (wordt bij decoders middels een blauwe draad verzorgt), werd de schakeling in eerste instantie aangesloten op de zwarte draad, conform de handleiding van de decoder.
...en dioden
En daarmee dacht ik er wel te zijn, maar een testje leerde dat het lampje veel te zwak ging branden; blijkbaar leverde de schakeling te weinig spanning op. Nazoekwerk over de mogelijke oorzaak leverde niets op, maar in een draadje op Beneluxspoor.net kwam ik wel een tip tegen namelijk vanaf de rode en zwarte draad, met gebruikmaking van dioden, een algemene plus creëren (zeg maar: alsof er tóch een blauwe draad beschikbaar is). En die tip bleek te werken!
Hieronder zie je het schakelschema zoals uiteindelijk is toegepast in de Sik:
En daarmee dacht ik er wel te zijn, maar een testje leerde dat het lampje veel te zwak ging branden; blijkbaar leverde de schakeling te weinig spanning op. Nazoekwerk over de mogelijke oorzaak leverde niets op, maar in een draadje op Beneluxspoor.net kwam ik wel een tip tegen namelijk vanaf de rode en zwarte draad, met gebruikmaking van dioden, een algemene plus creëren (zeg maar: alsof er tóch een blauwe draad beschikbaar is). En die tip bleek te werken!
Hieronder zie je het schakelschema zoals uiteindelijk is toegepast in de Sik:
Plaatsen in de loc
Ik moest dus in de loc een plekje vinden voor drie weerstanden en twee dioden. De weerstanden werden vlak voor het tandwielkastje geplaatst (twee onderop met de derde in het midden erboven; zie de rode pijl). Het trio werd van het tandwielkastje afgeschermd door een L-vormig styreenplaatje (bestaande uit twee dunne plaatjes die haaks op elkaar werden gelijmd). Om mogelijke kortsluiting te voorkomen, werden de blootliggende stroomgeleidende onderdelen voor de zekerheid geverfd.
De dioden vonden onderdak onder het vliegwiel (groene pijl). Ze werden op het bodemplaatje van het U-vormige plateautje gelijmd.
Ik moest dus in de loc een plekje vinden voor drie weerstanden en twee dioden. De weerstanden werden vlak voor het tandwielkastje geplaatst (twee onderop met de derde in het midden erboven; zie de rode pijl). Het trio werd van het tandwielkastje afgeschermd door een L-vormig styreenplaatje (bestaande uit twee dunne plaatjes die haaks op elkaar werden gelijmd). Om mogelijke kortsluiting te voorkomen, werden de blootliggende stroomgeleidende onderdelen voor de zekerheid geverfd.
De dioden vonden onderdak onder het vliegwiel (groene pijl). Ze werden op het bodemplaatje van het U-vormige plateautje gelijmd.
Een plaatje van het eindresultaat. Het licht lijkt aan de onderzijde wit te zijn, maar dit is een vertekend beeld van de realiteit. Het bovenste gedeelte van het kapje zorgt voor een verspreiding van het licht.